Proevertjes Het Voorspel
Aflevering 1
Middelkerke, voorjaar 1938
Er was één regel die bij Jules boven alle andere verheven stond: om zes uur moest hij thuis zijn voor het eten. Het was alsof dat in de Bijbel stond geschreven. Als hij zich daar niet aan hield, trok zijn moeder aan zijn oren. Achteraf beschouwd was dat niet zo erg, maar hij had er een heilige schrik voor. Vermoedelijk woog de dreiging die ervan uitging zwaarder dan het feit zelf. Voor de rest werden zijn kinderjaren gekenmerkt door een vrijheid die tegenwoordig bijna ondenkbaar is.
Pa en ma hadden geen tijd om hem de dag door in de gaten te houden. Van zodra hij het gat vrij zag, slipte hij de deur uit om met zijn maten op verkenning te gaan. Heel het dorp was hun speelterrein. Jules woonde in de Kerkstraat, die licht helde en de verbinding vormde tussen het centrum en de dijk. Er reden in het dorp weinig auto’s. Moeder moest zich wat dat betreft geen zorgen maken. Toch deed ze graag haar beklag en vroeg zich af waar hij deze keer weer had gezeten als hij van onder tot boven in het zand of in het slijk zat. Je hoefde nochtans geen detective te zijn om daar een antwoord op te vinden. Het slijk kwam van de grachten, waar zij soms naar salamanders zochten of naar puiten. Adhemar stak dan een rietje in het gat van de puit en blies hem op. Het lijfje zwol tot het beestje het begaf. Van dierenrechten had Adhemar nooit gehoord.
Het zand kwam van het strand, waar ze met kleine spaatjes aas schepten, naar de sleepnetten van de kruiers gingen kijken en duizend andere dingen deden waar kinderen van acht jaar hun tijd mee vulden. Maar de duinen waren avontuurlijker. Ze speelden er cowboy en indiaantje. Iedereen wilde cowboy zijn omdat die altijd wonnen, dus maakten ze ruzie nog voor het spel begon. Adhemar eiste altijd de rol van cowboy op omdat hij een versleten hoed van zijn nonkel droeg, die overigens evenveel van doen had met het Verre Westen als een oorvijg met Pasen. Jules sloot zich meteen bij hem aan. Tenslotte was het meestal Ward die een meeuwenveer met een stuk vlastouw op zijn kop gebonden kreeg. Het kon hem weinig schelen aan welke kant hij stond. Hij kreeg bange Toontje als metgezel, of een van de andere jongens waar ze vaak mee optrokken. Ze verscholen zich met een zelfgemaakte pijl en boog in de doornstruiken, terwijl de cowboys de bunkers uit de Groote Oorlog als hun fort betrokken. Opnieuw was het trammelant wanneer de indianen weigerden om dood te gaan als op hen werd geschoten. De kinderen gingen op in hun spel en dachten niet aan later. Alleen grote mensen maakten zich over alles druk.
Aflevering 2
Blankenberge, voorjaar 1938
‘Heb je hem gezien?’ vroeg Françoise. ‘Is hij niet knap?’
‘Mooie grote man,’ beaamde Dora. ‘Beetje haakneus.’
‘Dora!’
'Ik mag toch mijn gedacht zeggen? Wat vinden jullie, meisjes?’
'Ik vond die naast hem interessanter,’ vond Leonie. ‘Hij doet mij denken aan Humphrey Bogart’
‘Die met dat achterovergekamd bruin haar in bekken?’
‘Donkerblond,’ corrigeerde Leonie. ‘Die heeft een intelligente blik.’
‘Ze zijn allemaal intelligent. Het zijn schoolmeesters.’
'Nog niet.’
‘Bijna toch.’
‘Schoolmeesters weten alles beter.’
‘Hoe denk jij dat te weten? Heb je soms leraars in je familie?’
‘We zitten toch allemaal in de klas.’
'Het is niet omdat ze in klas alles weten, dat ze thuis ook de baas zijn.’
‘Ik vind het niet erg als de man de baas is,’ zei Dora, ‘bij mij thuis is het vader die beslist en dat is maar goed ook.’
‘Ik wil dat mijn vent denkt dat hij de baas is,’ lachte Françoise, ‘Zolang ik de boel maar controleer.’
De andere lachten met haar mee, behalve Lucienne. Zij hield zich meestal stil.
‘Lucienne, we horen je niet!’
‘Jij bent de romanticus van de bende, dat is duidelijk.’
‘À propos, Françoise, je hebt zijn naam nog niet gezegd.’
‘Heb ik dat niet gedaan? Berten.’
‘Familienaam?’
‘Weet ik veel.’
‘En heb je het al gedaan?’
‘Wat bedoel je?’
'Je weet wel…’
‘Wat weet ik?’
‘Hebben jullie al gekust?’
‘Tuurlijk.’
Alle hoofden richtten zich naar Françoise.
'En?’
‘Vertel meer! Vertel alles!’
‘Ik ga het niet aan jullie neus hangen.’
‘Op de wang? Op de lippen? Of hebben jullie getongd?’
Lucienne schrok. Zoveel vulgariteit was ze niet gewoon. ‘En wat als daar kinderen van komen?’ vroeg ze.
‘Van tongzoenen komen er geen kinderen, trut.’
‘Da’s wel waar!’
Françoise schaterde.
'Jij bent echt zelf nog een kind!’
Aflevering 3
Knokke, voorjaar 1938
Er stonden estafettes op het programma en proeven waarbij telkens één speler tegen een ander uitkwam. Ze moesten om het meest oudewijvenknopen leggen, een parcours afleggen met hun enkels aan elkaar vastgebonden en over een brede gracht springen. Iedereen lachte toen een jongen tekortschoot en in het slijk lag te ploeteren, zijn blauwe uniform en oranje sjaal haast onherkenbaar. Toen moesten ze langs een dik koord klimmen dat vijf meter hoog in een beuk was vastgebonden, terwijl de rest van de groep luidop de seconden meetelde. Corneel en Gérard kwamen als laatsten aan de beurt. Corneel trok zich heel gelijkmatig naar boven en duwde zich af aan zijn voeten, precies volgens het boekje. Hij tikte de beste tijd af. Toen kwam Gérard. Hij gebruikte zijn voeten niet en op pure armkracht hees hij zich naar de top. Hij deed een seconde beter dan zijn rivaal. Corneel kon er niet mee lachen.
‘Revanche?’ vroeg hij.
‘Mij goed.’
Toen hij beneden kwam zei hij smalend:
‘Je zult meer patatjes moeten eten als je mij wil kloppen.’
Corneel was woedend. ‘Revanche?’ vroeg hij voor de tweede keer.
‘Als jij jezelf belachelijk wil maken – het is jouw keuze.’
De spanning was te snijden. De ploeg van Corneel schreeuwde hem bemoedigend toe. Terwijl hij zich naar boven hees, voelde hij zijn krachten over hun hoogtepunt heen gaan. Zijn tijd was minder goed. Hij liet zich naar beneden glijden. Het koord schuurde zijn handpalmen en trok een pijnlijke striem. Hij liet een ingehouden vloek horen.
‘Pijn gedaan?’ vroeg Gérard onschuldig.
Corneel had zin om hem op zijn smoel te slaan. Om zijn overwicht te demonstreren klom Gérard nog eens de boom in en evenaarde zijn recordtijd. Hij werd op algemeen applaus onthaald en tot winnaar uitgeroepen. Corneel hield zich stil.
Aflevering 4
Oostende, zomer 1938
Arthur was net klaar met het ruimen van de laatste tafel, toen Jean-Claude hem vroeg om drie koffies naar de kamer van madame te brengen. De kelners waren aan hun middagmaal begonnen. Hij stapte de lift in en keek in de spiegel of zijn witte jasje mooi in de plooi lag. Hij klopte op de deur waar hij zich de eerste dag had aangemeld, maar het was de deur ernaast die werd geopend. Hij dacht eerst dat het madame was, maar toen bleek het een soort evenbeeld in een verbeterde versie, magerder en met fijnere trekken. Bruine ogen, een dunne, lange neus en een mond die lichtjes scheeftrok.
‘Venez ici!’ nodigde ze hem uit, ‘On s’ est installées dans le salon.’
Arthur wist niet dat zich naast het bureau ook een zitkamer bevond, waar madame zich af en toe terugtrok. Er stond een divan en twee zetels, waarop zich nog twee producten van dezelfde fabriek zich hadden geïnstalleerd. De gelijkenis was opvallend.